Wonen in een gebied met natuurlijke uitdagingen vergt denken over oplossingen, zegt Tresoar-directeur Bert Looper

Om de geesten wat los te maken, zouden allen die zich de komende weken gaan bezighouden met de Eerste Friese Klimaatverklaring, eens moeten gaan zoeken op internet op het woord ‘Halligen’. Wat er dan verschijnt is ronduit verpletterend. De beelden van de terpbewoners in het huidige Nord-Friesland, tegen de Deense grens, zijn huiveringwekkend en tegelijk van een enorme schoonheid. De totale eenzaamheid van de terpen midden in de zee, de woeste golven die bijna tot aan de voordeur van de boerderijen komen. En dat alles anno nu! Ik ben er zelf een paar keer geweest en er zijn maar weinig gebieden in Europa zo fascinerend als de ‘Halligen’.
Historisch gezien gaat de vergelijking met ons Fryslân tot het jaar 1000 enigszins mank, maar toch bieden de Noordduitse ‘Halligen’ een historische sensatie die ons terugvoert naar het eerste millennium van de Friese geschiedenis. Het leven in en met de zee. Plinius beklaagde de Friezen nog in hun bestaan op de grens van water en land, maar de historicus Michael Pye beschreef enkele jaren geleden in zijn boek Aan de rand van de wereld de enorme vitaliteit en vernieuwingsdrang van onze gebieden als onderdeel van de Noordzeecultuur. Hier gebeurde het, hier kreeg het moderne Europa vorm. En dat alles door een bepalende factor: water.
In het afgelopen millennium – we kijken niet op een jaartje – is de mindset veranderd. Van een gemeenschap die leefde in en met de zee, werd Fryslân een gebied dat vocht tegen de zee. Na het jaar 1000 begonnen de bedijkingen en tot op de dag van vandaag leven we in het Tijdperk van De Dijk. Eeuwenlang nog bleef de Friese economie op internationaal niveau belangrijk door schipperij en rederij, maar als agrarisch gewest met grondbezit als voornaamste bron van rijkdom, werd het water meer en meer een risicofactor.
Hier gebeurde het, hier kreeg het moderne Europa vorm. En dat alles door een bepalende factor: water
De dijk, de scherpe scheiding tussen land en water, werd een obsessie, temeer daar we er tot diep in de vorige eeuw niet altijd op konden rekenen. Het tweede Friese volkslied, Dêr’t de dyk it lân omklammet is de geest van het tweede millennium. Talloos zijn de grote dijkdoorbraken in de achttiende en negentiende eeuw die de helft van de provincie onder water zetten en het gebruik van de grond soms jarenlang onmogelijk maakten.
Pas na 1953 ontstond het gevoel van veiligheid dat ons ook in staat stelde om onze mindset weer aan te passen. Door de opkomst van het toerisme, maar vooral in de romantische golf van de jaren 70 (visnetten, druipkaarsen, zwaar eiken meubilair) werd de zee een mentaal toevluchtsoord, een ‘breed spegeljend ûntwyk’, zoals de dichter Sybe Krol in 1978 schreef.
Aan die korte periode van een relaxte, reflectieve omgang met het water lijkt nu, in het derde millennium een einde te komen. De berichten zijn alarmerend. De klimaatverandering veroorzaakt een zeespiegelstijging die waterstaatkundig gemanaged moet worden.
Tegelijkertijd wordt landinwaarts het gebrek aan water nijpend. In de komende weken van debat zullen de oplossingen talloos zijn: de zee binnenlaten, kunstmatige terpen, wonen buitendijks, verhoging grondwaterpeil, zilte landbouw, enzovoort. De Eerste Friese Klimaatverklaring zal smeken om boeren die het anders doen en om een algehele mentaliteitsverandering. Met andere woorden: techniek, geld en ander gedrag zullen ons waarschijnlijk wel door de uitdagingen leiden. We zijn nog niet verloren.
Het water is onze zorg en de zee is sterker dan culturen
Klimaatverandering, slechte dijken, intensieve landbouw, verzilting, moessons… het water is onze zorg en de zee is sterker dan culturen. Maar twee millennia overziend is er toch ook een fantastische rode draad door alle rampspoed heen. De Friese dichteres Tiny Mulder heeft in haar cyclus Oh in stêd, ah in lân gezocht naar die rode draad. Wat bewoog, zo vroeg zij zich af, Friezen en Venetianen te gaan wonen op ogenschijnlijk onmogelijke plekken in de zee?
Het antwoord is simpel: scheppingsdrang. De altijd aanwezige wil om er wat van te maken, juist op plekken waar de uitdaging het grootst is. Dat is de juiste mindset voor het derde Fries millennium.
Bert Looper is directeur van Tresoar, de ‘schatkamer’ van de Friese literatuur en historie.