Je moet geen werk gaan balsemen of oplappen. Joost Oomen leest een Jubel

Joost Oomen

Joost Oomen Foto: Niels Westra

Vlokje is overleden. Ze (of misschien was het een hij) werd 14 jaar. Vlokje was de opvolger van Sloempie, en nog een handvol Sloempie’s, die allemaal kortharige teckels waren. Geen gewone teckels, maar de teckels van Harry Mulisch. Met het overlijden van Vlokje, dertien jaar na het overlijden van haar baasje, komt er een einde aan een lange lijn hondjes die Harry Mulisch hebben gekend.

Deze week kwam de kwestie rond de herziene kinderboeken rond Roald Dahl opnieuw in het nieuws door een breed gelezen essay van Loes Reijmer in de Volkskrant . Hoewel ik Loes erg mag en hoog heb zitten, en ik het een goed stuk vond waarin Loes overtuigend liet zien dat het tumult rond de aanpassingen nogal overdreven was, werd er toch één belangrijke vraag door haar niet beantwoord: waarom besloot kinderboekenuitgeverij Puffin tot aanpassing? Ik denk omdat ze hoopten dat ook toekomstige generaties kinderen van de verhalen van Dahl kunnen genieten. Hoe nobel dat streven ook is, ik weet niet of dat streven zo goed voor de kunst zelf is.

In mijn optiek zijn er twee manieren van kunst maken. De eerste is een strijd tegen de vergankelijkheid. Je probeert een marmeren standbeeld te maken, of een wereldwonder, of een liedje op het niveau van Schubert’s Unvollendete . Je maakt iets groots, iets olifantachtigs, en je hoopt dat met dat enorme kunstwerk je naam en werk voor altijd blijft rondspoken in de kunstgeschiedenis. Iets wat niet kan, maar dat streven is bijzonder (of in ieder geval aandoenlijk).

De andere manier is een sneeuwpop. Een speelse manier, een beetje als knutselen, waarvan je juist hoopt dat wat je maakt voor even bestaat, voor even mooi wordt gevonden en dan weer verdwijnt, of smelt. Het is als een vallende ster die minder dan een seconde aan de hemel prijkt, of als het werk van de dichteres en beeldend kunstenaar Fritzi Harmsen ten Beek die in de vroege ochtend op berijpte ramen tekeningen maakte. Op Jamaica werden vroeger reggaeplaatjes van zulk goedkoop materiaal geperst dat je ze maar honderd keer kon draaien, daarna was de groef te veel uitgesleten en hoorde je niks meer. Die muziek, die er nu niet meer is, intrigeert mij. Het was er, er werd voor even op gedanst.

Maar dan moeten er niet uitgevers, hoe lief bedoeld ook, je werk gaan balsemen of oplappen.

Ieder kunstwerk heeft er recht op vergeten te worden. Daar wordt het kunstwerk namelijk beter van. Ik blader door de gedichten van de Griekse dichteres Sapfo. Sapfo schreef per ongeluk werk dat al 2630 jaar niet vergeten is. Althans, deels niet vergeten is, want in de fragmenten die zijn overgeleverd zitten grote gaten. Woorden en zelfs hele zinnen missen, en juist die missende stukken prikkelen mijn fantasie.

En op een dag is er niets meer van Sapfo’s gedichten te vinden. Dat hindert niets, het was er even, het was voor even mooi. Als diepvriessneeuw, een vlokje of Vlokje, dat in de zomer op je tong wordt gelegd. Even de koude sensatie. Dan weer weg.