Meer oog voor recreatie en toerisme bij de ruimtelijke puzzel | opinie

‘Recreatieve infrastructuur is naar verhouding goedkoop.’ Foto: Marcel van Kammen
De ANWB vindt daarom dat recreatie en toerisme meer ruimte verdienen, zowel fysiek als in de hoofden van politici, plannenmakers en ontwerpers.
Het Friese landelijke gebied staat aan de vooravond van grote transities. De grootste na de ruilverkavelingen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. In de landbouw spelen diverse uitdagingen, met name die rond het stikstofvraagstuk. Daarnaast hebben we te maken met de energietransitie, de woningbouwopgave en de daaraan gekoppelde Lelylijn, waterhuishouding en de klimaatmaatregelen die allemaal het landelijk gebied raken.
Dat vraagt om een ander perspectief op de inrichting van ons landelijke gebied. Het Rijk heeft de regie, maar het is aan de provincie om met concrete plannen te komen. Dat vereist maatwerk, tot op de hectare.
Eendimensionale aanpak
Als belangenorganisatie is de ANWB bezorgd dat dit complexe proces te eendimensionaal wordt aangevlogen. Vanuit verschillende departementen en ook van betrokken overheden, organisaties en andere stakeholders horen we dat het hele proces nogal old school is ingericht: de oplossing van het stikstofvraagstuk heeft prioriteit om de andere opgaven goed te kunnen aanpakken. Ook is de tijdsdruk groot en is er geen helder kader, waardoor iedere provincie het op haar manier invult.
In de opdracht van het Rijk naar de provincie zijn bodem en water leidend. Ook wordt een aantal ‘zachte’, kwalitatieve uitgangspunten meegegeven, zoals zorgen dat mensen zich nog steeds kunnen identificeren met het veranderende landschap, vervat in het woord ‘omgevingskwaliteit’.
Toch constateert de ANWB dat de belangen van een omvangrijke groep gebruikers van ons landschap ontbreekt in deze opgave, namelijk die van de recreant (veelal de bewoners zelf) en de toerist. Ook waar het gaat om Fries Programma Landelijk Gebied, afgekort FPLG.
Rol bij verduurzaming
Omgevingskwaliteit kun je vertalen naar een natuurinclusief landschap, waarbij het functionele onderscheid tussen beschermde natuurgebieden en de agrarische, groene ‘buitengebieden’ minder strak is ingericht. Dat kan door in de aanpassingen in het landelijk gebied ook de aantrekkelijkheid en ontsluiting mee te nemen. Met name voor fietsen en wandelen, maar ook voor waterrecreatie. Dat is nodig om de recreatieve druk op onze beschermde natuurgebieden te verminderen en het bezoek beter te spreiden over heel het land.
De toeristisch-recreatieve sector kan ook een rol worden gegund in de verduurzaming van gebieden. Bezoekers kunnen daardoor meer opties worden geboden voor duurzame vormen van recreatie en toerisme. Meer ruimte voor recreatieve voorzieningen en ondernemerschap maakt ook ruimte voor de ontwikkeling van duurzame vormen van vervoer naar bestemmingen.
Dit is in lijn met de ambitie van het Rijk om van Nederland een toeristische topbestemming te maken en past bij de doelstelling van Fryslân om één van de duurzaamste bestemmingen van Europa te worden.
Meer Bruto Provinciaal Geluk
Met de provinciale en waterschapsverkiezingen voor de deur is het belangrijk om de term omgevingskwaliteit inhoud te geven door te rekening te houden met de rol die iedereen talloze malen per jaar heeft, namelijk de fietser, de wandelaar en de watersporter.
In beleidstaal: de benodigde ‘grijze’ (paden) , ‘groene’ (landschapselementen) en ‘blauwe’ (watersportvoorzieningen) infrastructuur is relatief eenvoudig te realiseren. Recreatieve infrastructuur is naar verhouding goedkoop en levert een grote meerwaarde op in termen van welzijn, gezondheid en alternatieve inkomsten voor agrarische ondernemers, oftewel meer Bruto Provinciaal Geluk.
Kees Terwisscha van Scheltinga en Paul Makken. Belangenbehartiging ANWB