Het verdwijnen van biodiversiteit, waaronder ook de weidevogels, gaat gepaard met het verlies van culturele diversiteit | column Anne-Goaitske Breteler

Maandagmiddag bleek de Workumerwaard de vruchtbare grond waar Wietse Jan Dijkstra het eerste kievitsei van Friesland vond. In prachtig jargon beschreef hij hoe de doffer – ook wel het hijke, het mannetje – zich boven op een molshoop uitsloofde voor zijn ‘moaie skiere jokje’ – ook wel het sijke, het vrouwtje. Het jokje begaf zich naar haar nestje waar ze haar ‘twake’, haar twee eieren, bewaakte. De vondst van ‘it twake’ – het eerste ei gold provinciaal, en het tweede gemeentelijk – betekende de sluiting van ‘it frije fjild’ rondom de Workumerwaard, waar de nazorg nu in alle rust van start kon gaan.

Anne-Goaitske Breteler.

Anne-Goaitske Breteler. FOTO LC

Het vinden van het eerste kievitsei doet menig Fries hart nog altijd sneller kloppen. Een interessante traditie, die eigenlijk nog niet eens zo heel oud is. Zo beschrijft de hoogleraar Friese taal en -letterkunde Goffe Jensma. In het stuk lees ik dat er vanaf begin negentiende eeuw eieren werden gezocht, voornamelijk voor de verkoop. Ze dienden als delicatesse voor de rijkeren, waardoor niet alleen Nederland zelf, maar ook Frankrijk, Duitsland en vooral Engeland veel afnemers kenden. Dagelijks struinden zoekers in het voorjaar de landerijen af, en zo gingen er honderdduizenden kievitseieren door de handen van poeliers.