Hef waterschappen en Eerste Kamer op | opinie

‘Waterschappen en provincies hebben een sterk overlappend werkterrein.' Foto: Anton Kappers

‘Waterschappen en provincies hebben een sterk overlappend werkterrein.' Foto: Anton Kappers

In de aanloop naar de verkiezingen voor de provincies en de waterschappen zitten we lelijk opgescheept met twee bestuurlijke relikwieën die eigenlijk zo snel mogelijk opgeruimd zouden moeten worden. Ik doel op de waterschappen en de Eerste Kamer.

Waterschappen en provincies hebben een sterk overlappend werkterrein. In de taakverdeling tussen de beide bestuursorganen is de leidende gedachte dat de provincie het waterbeleid uitstippelt, vroeger in waterhuishoudingsplannen, nu als onderdeel van integrale omgevingsplannen. Aan de waterschappen is dan vooral de uitvoerings- en beheerstaak in de waterzaken toebedeeld.

Echter, in de praktijk ligt er tussen beleid en uitvoering een groot grijs gebied waar provincie en waterschappen elkaar steeds weer tegenkomen. Actuele Friese voorbeelden daarvan zijn het veenweidevraaagstuk, de funderingsproblematiek en (op projectniveau) Holwerd aan Zee. Hetzelfde geldt voor de planvorming voor het landelijk gebied (PPLG). In de huidige constellatie begrijpelijk, maar extra bestuurlijke drukte levert dit alles wél op. Voor burgers en organisaties is het vaak niet helder waar ze moet aankloppen.

Opheffing logische vervolgstap

Een bestuurlijke fusie tussen provincie en waterschap is geen revolutionaire gedachte. Tot 1993 was het kwaliteitsbeheer (bijvoorbeeld waterzuivering) en het waterkwantiteitsbeheer (peilbeheer Friese boezem, sluizen en gemalen) in handen van de provincie. Door landelijke regelgeving kwam daar een einde aan.

Gaandeweg is in de afgelopen decennia de dominante invloed van de boeren en landeigenaren in de waterschappen afgenomen. Naast 21 gekozenen telt Wetterskip Fryslân in de komende periode nog slechts 4 geborgde zetels (voor landbouw- en natuurorganisaties elk 2).

Daarentegen heeft er een intocht plaatsgevonden van de politieke partijen, waardoor er meer en meer een doublure is ontstaan met Provinciale Staten. Opheffing is - ook zo bezien - een logische vervolgstap. Omdat de grenzen van het waterschap en de provincie in Fryslân grotendeels samenvallen, zou de provincie in de landelijk context een pioniersrol kunnen vervullen.

Geen misverstand: onder de bestuurlijke regie van de provincie blijft het uitvoerende werk van het waterschap even nuttig en noodzakelijk als het nu is. Veruit meeste medewerkers zullen gewoon hetzelfde werk kunnen blijven doen.

Landelijk politiek machtsspel

Nu we toch bezig zijn met bestuurlijke verdunning, komen we als vanzelf terecht bij de Eerste Kamer. Onbeschaamd worden de Statenverkiezingen gedegradeerd tot een landelijk politiek machtsspel omdat de Statenleden nu eenmaal de samenstelling van de Eerste Kamer bepalen. Oppositiepartijen (ook mijn partij doet daar samen met GroenLinks aan mee) ruiken de kans de meerderheid in de Tweede Kamer in de wielen te rijden.

Hoewel bepaald niet gecharmeerd van Rutte IV, vind ik wel dat ook dat kabinet de kans moet krijgen vier jaar lang te regeren, dus plannen uit te werken en die (minstens zo belangrijk) ordentelijk ten uitvoer te brengen. Uiteraard zolang ze het vertrouwen van die Kamer hebben. Zonder interventies door de Eerste Kamer, want dat vertraagt de voortgang en ondermijnt de kwaliteit van het bestuursproces. Zoals dat nu weer dreigt bij de oplossing van de stikstofcrisis.

Democratisch spelbederf

Hoopvol is dat de laatste weken toch een bredere discussie lijkt te ontstaan over het nut van de Senaat, onder meer met bijdragen van spraakmakers als Johan Remkes en Arjen Lubach. Inderdaad, de Eerste Kamer doet te vaak aan democratisch spelbederf en voor het toetsen van de wetten hebben we de Raad van State al. Beter opheffen dus.

Jouke van der Zee is o ud-Statenlid voor de PvdA (2011-2015)