Een Rotterdammer in Leeuwarden | In een dal

Daniël Coenen. FOTO JAN DE GROEN
Het ontbijt op het terras vanmorgen – waar wij stedelingen gek op zijn – eindigt in een fiasco. Het gaat regenen en de kinderen zijn ongedurig. Irritant als ze wel een eigen wil hebben maar nog niet kunnen praten.
’s Middags heb ik een netwerkgesprek dat tegenvalt. Ik raak terneergeslagen. Zit Friesland wel op mij te wachten? Als ik thuiskom, blijk ik geen huissleutels bij me te hebben. En het gezin is de stad in. Ik loop ook de stad in. Opnieuw regen ik nat.
Terug naar huis worden we horendol van de oudste die voor de zoveelste keer, zo ongeveer elke dag sinds we hier wonen, vraagt waarom ‘de scheve toren’ scheef is. Mijn partner heeft de jongste in de draagzak gehangen. Maar die blijkt hier nu echt te groot voor en begint te blèren. Eindelijk is daar de voordeur. Tablet aan voor de oudste, eten erin bij de jongste.
Dan het eten met de oudste. Hij weigert. We houden hem een worst voor die bestaat uit een toetje en extra tabletminuten. Hij houdt vol. Ongelooflijk. Nog nooit meegemaakt. Het dreigement dat ie direct naar bed gaat, moeten we voor het eerst in praktijk brengen. Krijsend staat ie onder de douche.
’s Avonds heeft mijn partner bijscholing via een webinar. Ik ga naar de bioscoop. Eindelijk hebben we allebei iets voor onszelf. Ook belangrijk.
De film blijkt dramatisch. De eerste tien minuten val ik in slaap. Vervolgens kijk ik anderhalf uur naar een boerin op een Mongoolse steppe tussen paarden en politieagenten. De recensies repten van prachtige vergezichten en ondoordringbare stiltes. Tja.
Het onvermijdelijke gebeurt: ik ga Friesland erin zien. En ik zie mezelf terechtgekomen in een uitzichtloze situatie. Wat doe ik hier tussen de landbouwvlaktes van het noorden? Dat Mongools is een rare taal maar wat denk je van het Fries? Italiaans en Spaans vind ik mooi, maar Fries? Zie ik mezelf dat spreken? Moet dat eigenlijk?
Nadat de Mongoolse boerin naar bed gaat met een boer is de film plotseling afgelopen.
Donker Leeuwarden ligt er vredig bij en ik fiets naar huis. Iedereen heeft een voor- en achterlicht. Ik bel m’n moeder en doe verslag van de dag.
Je weet van tevoren dat je soms door een dal zult gaan. Geen werk, weinig contacten, druk in het gezin. Gelukkig weet je ook dat daarna een piek zal volgen. 23.01 uur: ik ga naar bed.