Boezemwater wordt minder voedselrijk | opinie

'De meeste voedingsstoffen in het boezemwater komen uit eigen achterland.'

'De meeste voedingsstoffen in het boezemwater komen uit eigen achterland.' Foto: Niels de Vries

Beroepsvisser Everen de Vries wierp in deze krant de vraag op welke effecten het inlaten van IJsselmeerwater in de boezem heeft op de visstand. Hier mijn kijk op de zaak.

Beroepsvisser Everen de Vries doet in de LC van 4 maart in een opiniestuk zijn beklag over de veronderstelde negatieve invloed van IJsselmeerwater op de visstand in de Friese boezem. Ook geeft hij suggesties voor een oplossing van dat vermeende probleem.

Zijn hartenkreet komt voort uit, niet negatief bedoeld, onvoldoende begrepen processen in het aquatisch ecosysteem. Zo kent hij geen rapporten (die er overigens wel zijn) die de gevolgen van inlaatwater voor de boezem beschrijven. Hier geef ik mijn kijk op de zaak voor de Friese boezem, gerelateerd aan zijn ontboezeming.

Afname stikstof en fosfaat in water

De door hem ervaren problemen wijdt hij haast geheel aan gifstoffen in het (IJsselmeer)water, die de voedselpiramide van algen, watervlooien, kleine waterdiertjes en vissen verstoren, ook in de boezemmeren. Ondanks de terecht toenemende zorg bij waterbeheerders – ook bij Wetterskip Fryslân – en drinkwaterbedrijven – ook bij Vitens – over de nieuwe, opkomende, zeer zorgwekkende stoffen (zoals bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, hormoonverstorende stoffen, brandvertragers, PFAS en micro- en nanoplastics), duiden de signalen van Everen de Vries op wat anders.

De keten van algen-watervlooien-kleine waterdiertjes-vissen start bij de (hoeveelheid) voedingsstoffen fosfaat en stikstof, die aan de basis staan van de voedselketen. In het binnenwater is fosfaat net iets meer bepalend dan stikstof. Door velerlei maatregelen is vanaf 1970 de belasting van het water met deze stoffen drastisch gedaald. Bijgevolg zijn de fosfaat- en stikstofgehalten afgenomen met respectievelijk een factor drie en twee. Het doorzicht, in sterke mate bepaald door de hoeveelheid algen, is verdubbeld. Zowel minder algen als een groter doorzicht heeft invloed op de verdere voedselketen.

Betere waterkwaliteit

Everen de Vries geeft twee suggesties om zijn probleem te tackelen. De eerste: het IJsselmeer vanuit natuuroptiek een status als rechtspersoon geven, zodat de natuurbelangen van het IJsselmeer juridisch beter geborgd kunnen worden. Gezien de vastgelegde waterkwaliteitsdoelen volgens de EU Kaderrichtlijn Water zal de waterkwaliteit uiterlijk in 2027 nog verder verbeterd moeten zijn, hetgeen vooral neerkomt op een verdere verlaging van fosfaat- en stikstofgehalten.

Dat zal eerder leiden tot een visstand die De Vries liever niet ziet; een visstand van helderder water met meer waterplanten en snoek en met minder algen en snoekbaars. Dus dat zou voor de beroepsvissers snijden in eigen vlees betekenen. Gezien het ecologische, natuurgerichte fundament onder de KRW-doelen zal dit aspect het in juridische procedures winnen van het belang van de beroepsbinnenvisserij.

De Vries’ tweede suggestie: minder of geen IJsselmeerwater inlaten. Al vanaf 1938 wordt IJsselmeerwater ingelaten, onder meer voor peilhandhaving, doorvoer naar Groningen en verziltingsbestrijding. Minder of geen IJsselmeerwater inlaten werkt in alle opzichten negatief. In 1979 en later schreef ik al over de eutrofiëringstoestand (mate van toestroom van voedingsstoffen) van het boezemwater op basis van water- en stoffenbalansen.

Conclusie destijds: inlaat van IJsselmeerwater is gunstig voor de eutrofiëringsbestrijding vanwege de betere waterkwaliteit van het IJsselmeerwater ten opzichte van het boezemwater en het verkorten van de waterverblijftijd. De grootste belasting vindt immers plaats door interne bronnen binnen het boezemgebied. De meeste voedingsstoffen in het boezemwater komen uit eigen achterland waar een kleine duizend gemalen overtollig polderwater op de boezem uitmalen en waar 23 zuiveringsinstallaties hun gezuiverd afvalwater op lozen.

Minder voedselrijk

Dit geldt overigens ook voor de belasting van het boezemwater met genoemde chemische stoffen. Het merendeel van deze microverontreinigingen komt immers via Friese bronnen, al dan niet via zuiveringsinstallaties, in het water.

Conclusie: langzaam maar zeker zal het boezemwater minder voedselrijk (moeten) worden, waarbij met aanvullende KRW-herstelmaatregelen, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers, een biotoop wordt gecreëerd waar helderder water met minder algen, meer waterplanten en meer snoek zich zal manifesteren.

Misschien minder prettig voor de traditionele beroepsbinnenvisserij. Het zij zo.

Theo Claassen is aquatisch bioloog en woont in Burgum.