Ooievaars willen niet meer naar Afrika

De laatste jaren telt Akmarijp vijftien broedparen. FOTO NIELS DE VRIES

De laatste jaren telt Akmarijp vijftien broedparen. FOTO NIELS DE VRIES

Vijftig overwinterende ooievaars telt Friesland. Sabine Leffertstra van Ooievaarsdorp De Graverij in Akmarijp: ,,Ik ha hjir no fyftjin foar de glêzen.’’

Zaterdagochtend vroeg, toen Sabina Leffertstra van de Stichting Earrebarredoarp opstond, telde ze er drie in Akmarijp. En toen ze haar zoon later in de ochtend naar Joure bracht, spotte ze er weer twee. Karig, vindt ze. ,,Ferline wike, doe’t it frear, wienen der wol 37.’’

Dat komt door het weer, weet ze. ,,Se kinne no genôch fretten fine. It is sacht, der binne mûzen genôch.’’ Als er een laagje vorst over de weilanden ligt, kunnen de vogels met hun snavels de grond niet in om muizen te vangen. En die komen dan ook niet meer tevoorschijn. ,,Dan witte se ús te finen.’’ En ach, zo’n telling is maar een momentopname.

Begin ooievaarsdorp

In 1988 begon ze met echtgenoot Pieter en haar inmiddels overleden zwager Stoffel het Ooievaarsdorp De Graverij bij hun boerderij. De aanzet gaf een dorpsgenoot, boer Veldstra, die eens uit rijden ging in Utrecht. Daar zag hij allemaal ooievaars. Toen hij een jongen was, waren die ook in de omgeving van Akmarijp. ,,Dy moatte wy hjir ek wer ha’’, vond hij.

In de tijd dat er in Nederland amper nog ooievaars waren, kregen de Leffertstra’s, die toevallig een geschikt stukje weiland over hadden, twee paartjes en tien jongen van het moederstation in het Zuid-Hollandse Groot Ammers.

Het daarop volgende voorjaar moesten de paartjes ,,sjen litte dat se der wat fan bakten.’’ Er kwamen ,,ûneaglike bisten, griis, mei lange poaten en in snavel’’, die binnen acht weken uitgroeiden tot prachtige, grote vogels.

De laatste jaren telt Akmarijp vijftien broedparen. ,,De bisten binne net trou’’, zegt Leffertstra. ,,It binne krekt minsken.’’ De mannetjes keren als eerste terug vanuit Afrika op het nest. Daarna voegt het vrouwtje zich bij hem.

Vijftig overwinteraars

Maar als het nest haar na inspectie niet aanstaat, vertrekt ze naar de buurman. Leffertstra herkent de vogels aan de zwarte ringen met witte cijfers. ,,Dan wit ik: ‘O, hy docht it no mei buorfrou’.’’

Friesland telde dit weekeinde vijftig overwinteraars, zegt Haye Folkertsma, die de cijfers van de provincie verzamelt. Dat komt niet door het bijvoeren, zegt Leffertstra. Alleen de eerste vier jaar hielden zij de vogels op het station. ,,Harren jongen soenen gewoan fuortgean moatte.’’ Maar door het zachte weer hoeven ze dat niet meer.

Dat blijkt een dag later. Zondagochtend spotte ze er twaalf. Later op de middag werden dat er 25, minder overigens dan vorig jaar. ,,Doe wie it rûn dizze tiid kâlder. In stik as wat sitte no wer oan’e oare kant dyk. Ik ha hjir no fyftjin foar de glêzen.’’