Hoe Joodse jongeren een kibboets in Franeker zien als springplank naar het Beloofde Land en de vrijheid: 'Ast it wolst, is it gjin dream'
Zo’n negentig Joodse jongeren koesteren tussen 1934 en 1941 in Franeker een grote droom. Ze willen naar Palestina om dat land helpen op te bouwen. De jongens en meisjes werken bij Friese boeren en wonen in een voormalig treinstation, hun kibboets. Het is een springplank naar het Beloofde Land en de vrijheid, zo staat in het boek Kibboets op de klei te lezen. Tot de nazi’s er een eind aan maken. Een voorpublicatie van het boek.

De kibboetsdames op klompen.
Een overall, een pet en een paar houten klompen. ,,Moet ik daarop lopen?’’, vraagt Arthur Rath wanneer hij op 2 december 1939 in zijn werkkleding wordt gehesen. Onder het toeziend oog van zijn medestudenten maakt de 20-jarige Arthur die pas gearriveerd is in Franeker, kennis met de realiteit: het zware bestaan van de boerenarbeider.